Bandenspanning

Wanneer je op pad gaat met je mountainbike of crossfiets, is het van groot belang om van tevoren de bandendruk goed te bepalen. Wanneer je dit niet doet, kan het slecht zijn voor de band én zal het fietsen een stuk minder comfortabel aanvoelen. Daarom volgt hier een beknopte uitleg over hoe je de juiste bandenspanning bepaald. 


Invloed van het terrein op de spanning 

Op een egale geasfalteerde oppervlakte geldt het volgende: hoe hoger de gekozen bandenspanning des te lager de rolweerstand. Op ruw terrein is dit precies het tegenovergestelde. Onderzoek toont zelfs aan dat op paden met losse stenen een lage bandenspanning gepaard gaat met een lagere rolweerstand. 

In principe zullen de grotere volumes van de bredere mountainbikebanden een lagere spanning toelaten zonder de banden te destabiliseren. Maar ook hier kan de bandenspanning niet willekeurig worden verlaagd. Er zijn nog andere factoren van belang: grip, bescherming tegen doorslaan en stabiliteit van de band op de velg. 


Waarom de lagere bandenspanning beter is

Wanneer een band over stokken en stenen rijdt dan vormt elke verhoging in de weg een hindernis die de band moet overwinnen. Stel je eens een hard opgepompte band voor die over een wortel rijdt: Hij wordt bij het over de wortel heenrijden opgetild om aan de andere kant weer te dalen tot het basisniveau van de ondergrond. Dit gebeurt op oneffen wegen meerdere keren per seconde en elke keer gaat er vaart verloren wanneer de band tegen een hindernis knalt.

Bij een lagere bandenspanning zinkt de wortel in de band weg, wordt zogezegd door de band „opgenomen “, en spaart zo de op- en neerwaartse beweging. Naast de verende eigenschappen veroorzaakt door lagere spanning bespaart dit veel energie en de voortstuwing blijft bestaan.


Grip en bandenspanning 

Een lagere bandenspanning heeft ook positieve invloed op de grip, dus zowel op het bochten- als op het remgedrag. De band beschikt over een groter draagvlak en kan zodoende een groter gedeelte van het profiel gebruiken om in de ondergrond te haken. Bovendien past een zachtere band zich aan oneffenheden van de ondergrond aan wat eveneens de grip verhoogt. Een kleine aanpassing zorgt al voor een groot verschil. 


Velgbreedte en bandenspanning 

Vanwege rij technische redenen is het dus goed om zo weinig mogelijk bandenspanning na te streven. Toch kan dit niet de hele tijd worden verlaagd want hieronder lijdt onder andere de stabiliteit van de band op de velg. Normaal gesproken beschikken mountainbikevelgen over een breedte van 20 millimeter of meer. In bochten loopt de band daarom het gevaar zijwaarts over de flank om te knikken. Met de dalende spanning stijgt ook het gevaar dat de band van de velg schiet wat een verlies van grip en controle tot gevolg heeft (en niet zelden zijn pech en valpartijen het gevolg...).

Bredere velgen zorgen daarentegen voor een breed standvlak en verlagen het risico. Een bijzonderheid wordt gevormd door de tubeless banden: wanneer in bochten de vormstabiliteit tussen bandenflank en velg slechts voor korte tijd wordt opgeheven ontstaat er een lek waaruit lucht kan ontsnappen, het zogenaamde burping. Wanneer dit tijdens een afdaling vaker gebeurt dan daalt de bandenspanning gestaag, wat niet goed is. 


Bescherming tegen doorslaan optimaliseren 

Een hogere spanning betekent niet in de laatste plaats ook een hogere bescherming tegen doorslaan. Bij het doorslaan wordt de band door een steen of een wortel zo sterk gecomprimeerd dat deze uiteindelijk op de velg geperst wordt en is pech het gevolg. Bij sterker doorslaan wordt de velg bovendien snel beschadigd. Defecten en bramen in het velgmateriaal zijn het gevolg. Ook zijn er gevallen bekend waarbij de velg is gebroken. Het doorslaan moeten daarom ze veel mogelijk worden voorkomen!


Dus… uitgedrukt in getallen, vertel! 

Het vinden van de juiste bandenspanning is verbonden met het uitproberen volgens het “trial-and-error”-principe. Toch zijn er kan er een schatting worden gedaan. Voor een systeem bestaande uit een 2,4 inch brede band, die met een normale rubberen band kan worden gebruikt, kan om te beginnen een waarde van 2,0 bar worden ingesteld. Doorgaans wordt de voorband 0,1 - 0,2 bar minder hard opgepompt als de achterband, omdat het gewicht van de fietser voornamelijk op de achterkant zit. Bij vlakke ondergronden kan met een lagere spanning worden gereden dan bijvoorbeeld op rotsachtige ondergrond met veel spitse hindernissen.

Tubeless-systemen maken een verlaging van de spanning tot 1,2 bar mogelijk - een brede velg van ca. 27 mm vooropgesteld. Veel fietsers die het zekere voor het onzekere nemen vullen hun tubeless-systeem met een bandenspanning van ca. 1,5 bar. Niet alleen de techniek, maar ook de manier van rijden bepaalt de juiste spanning: Wie sterk op hindernissen let en deze uitwijkt kan met een lagere spanning fietsen dan diegene die over alle hindernissen dendert zonder er op te letten.


Kortom; probeer het vooral zelf. Ga zelf op pad met de bovenstaande waardes, maar pas het aan als je merkt dat het niet goed voelt of je toch grip tekortkomt. Een lage bandendruk is goed, maar let op dat het niet te laag wordt. We hopen je hiermee goed geïnformeerd te hebben over de bandenspanning tijdens het mountainbiken of crossen. Bij vragen kunnen jullie uiteraard altijd bij ons aankloppen!